SV | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. |
WLC | לַמְנַצֵּ֤חַ ׀ עַל־יֹ֬ונַת אֵ֣לֶם רְ֭חֹקִים לְדָוִ֣ד מִכְתָּ֑ם בֶּֽאֱחֹ֨ז אֹתֹ֖ו פְלִשְׁתִּ֣ים בְּגַֽת׃ |
Trans. | lamənaṣṣēḥa ‘al-ywōnaṯ ’ēlem rəḥōqîm ləḏāwiḏ miḵətām be’ĕḥōz ’ōṯwō fəlišətîm bəḡaṯ: |
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!